-
1 genoeg
1 assez♦voorbeelden:diplomatiek genoeg zijn om • être assez diplomate pourben ik duidelijk genoeg geweest? • ai-je été assez clair?ik weet niet of ik duidelijk genoeg ben • je ne sais pas si je me fais bien entendreerg genoeg • par malheurniet mooi genoeg zijn • n'être pas assez beauoud genoeg zijn om • être en âge demen kan niet voorzichtig genoeg zijn • on ne saurait être trop prudentvreemd genoeg • chose curieusegenoeg gepraat • assez causédaaraan heb ik genoeg • cela me suffitergens genoeg van hebben • en avoir assezhij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivregenoeg van iemand krijgen • commencer à en avoir assez de qn.genoeg krijgen van lezen • se lasser de lireer wordt al genoeg gekletst • on jase déjà assez comme çadat zegt genoeg • cela en dit assezaan zichzelf genoeg hebben • se suffire à soi-mêmegenoeg hierover • c'en est assezik heb lang genoeg gewacht • j'ai attendu assez (longtemps)twee is genoeg • c'est assez de deux(het is) genoeg! • ça suffit!dat is meer dan genoeg • c'est plus qu'il n'en fautzo is het wel genoeg • ça suffit (comme ça)meer dan genoeg geld hebben (om) • avoir de l'argent de reste (pour)ik heb er meer dan genoeg van • j'en ai plus qu'assezzo is het wel genoeg • ça suffiter meer dan genoeg van hebben ↓ en avoir ras le bol -
2 tamelijk
1 [nogal] assez♦voorbeelden:ze is tamelijk knap • elle est plutôt jolietamelijk vaak • assez souventtamelijk veel bezoekers • pas mal de visiteursze heeft het er nogal tamelijk afgebracht • elle s'en est assez bien tirée -
3 genoeg hierover
-
4 daarmee is de kous af
daarmee is de kous afc'en est assez, l'affaire est close -
5 kous
♦voorbeelden:een kous met een ladder • un bas filéop (zijn) kousen lopen • marcher en chaussettes¶ daarmee is de kous af • c'en est assez, l'affaire est closede kous op de kop krijgen • ramasser une veste→ link=naadje naadje -
6 afschuiven
1 [verschuiven] glisser♦voorbeelden:het kleed schuift van de tafel af • la nappe glisse de la tableII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [wegschuiven; van zich afzetten] écarter2 [op een ander laten neerkomen] rejeter (sur qn.)♦voorbeelden:onaangename gedachten van zich afschuiven • bannir des pensées désagréables2 de verantwoordelijkheid op iemand afschuiven • rejeter la responsabilité sur qn. -
7 dat is voldoende
dat is voldoende -
8 dat is wel wat simplistisch geredeneerd
dat is wel wat simplistisch geredeneerdDeens-Russisch woordenboek > dat is wel wat simplistisch geredeneerd
-
9 filosofisch
♦voorbeelden: -
10 hij is nogal goed met afschuiven
Deens-Russisch woordenboek > hij is nogal goed met afschuiven
-
11 hij neemt alles nogal filosofisch op
hij neemt alles nogal filosofisch opDeens-Russisch woordenboek > hij neemt alles nogal filosofisch op
-
12 simplistisch
♦voorbeelden: -
13 twee is genoeg
twee is genoeg -
14 voldoende
♦voorbeelden:een voldoende cijfer • une note passableer zijn voldoende deelnemers • il y a un nombre suffisant de participantseen voldoende examen afleggen • avoir la mention ‘passable’ à l'examenéén blik op hem is voldoende om … • on peut voir au premier coup d'oeil que …één thema is voldoende • un seul thème suffitdat is voldoende • c'est assezdat moet voldoende zijn • cela devrait suffireruim voldoende zijn • suffire amplementeen voldoende • une note passableeen voldoende halen voor • avoir la moyenne en -
15 ze heeft het er nogal tamelijk afgebracht
ze heeft het er nogal tamelijk afgebrachtDeens-Russisch woordenboek > ze heeft het er nogal tamelijk afgebracht
-
16 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
17 meer
meer1〈 het〉♦voorbeelden:————————meer2〈 bijwoord〉1 [in hogere mate] plus (que)4 [met ontkenning] plus♦voorbeelden:ik hou meer van zijn toneelstukken dan van zijn romans • je préfère son théâtre à ses romanshoe meer …, des te meer … • plus …, (et) plus …niet meer en niet minder • ni plus ni moinsdes te meer • d'autant pluszoveel te meer • à plus forte raisonmeer en meer • de plus en plus3 niemand meer? • personne d'autre?wie waren er nog meer? • qui y avait-il encore?ik kan niet meer • je n'en peux plus5 ergens meer komen • 〈dan een ander e.d.〉 y aller plus souvent (que); 〈 vrij vaak〉 y aller assez souventik heb het al meer gedaan • ce n'est pas la première fois que je le faisik doe het nooit meer • je ne le ferai jamais plusmeer dan eens • à plusieurs reprises————————meer31 [van wat genoemd wordt] plus (de)♦voorbeelden:reden te meer om • raison de plus pourmeer dan eens • plus d'une foismeer dan twintig boeken • plus de vingt livresdat is meer dan genoeg • c'est plus qu'il n'en fauter meer van weten • en savoir plus longhij vond haar aardig, maar meer ook niet • il la trouvait gentille sans plusonder meer • entre autresik zou het zonder meer doen (als ik jou was) • je n'hésiterais pas (à ta place)dat is zonder meer waar • c'est un fait incontestablehij is zonder meer vertrokken • il est parti sans rien direiets zonder meer aannemen • accepter qc. inconditionnellementhet is niet meer dan een formaliteit • ce n'est qu'une simple formalité -
18 behoorlijk
♦voorbeelden:er is behoorlijk wat werk • il y a pas mal de travailhet is behoorlijk koud • il fait plutôt froid -
19 liggen
1 [uitgestrekt zijn] être étendu4 [+ aan][afhangen van] tenir (à)5 [passen bij een aanleg, belangstelling] convenir à6 [m.b.t. wind, storm] tomber7 [begraven zijn] reposer8 [gelegerd zijn] être en garnison (à)♦voorbeelden:〈 tegen hond〉 ga liggen! • allez, coucher!3 er ligt, er liggen … • il y a …de toestand ligt hier anders • la situation est différente icide prijzen liggen vrij hoog • les prix sont assez élevésAntwerpen ligt aan de Schelde • Anvers est située sur l'Escauthet appartement ligt op het noorden • l'appartement est orienté au nordde troepen liggen voor de stad • les troupes campent devant la villedat lag aan verscheidene dingen • il y avait différentes raisons à celais het nu zo koud of ligt het aan mij? • est-ce qu'il fait vraiment si froid ou est-ce que cela tient à moi?aan mij zal het niet liggen als het mislukt • ça ne sera pas de ma faute si ça échoueaan wie ligt het? • à qui la faute?als het aan mij lag • s'il ne tenait qu'à moidat ligt niet in mijn aard • ce n'est pas dans ma nature¶ iets hebben liggen • avoir qc. en réserve〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand liggen hebben • 〈 de baas zijn〉 avoir le dessus; 〈 beethebben〉 avoir attrapé qn.zich nergens iets aan gelegen laten liggen • n'en faire qu'à sa têtedie wijn moet nog liggen • il faut laisser reposer ce vindaar is mij veel aan gelegen • c'est très important pour moials ze dat merken lig ik eruit • s'ils découvrent ça, ils me mettront à la porte -
20 wel
wel11 [algemeen] bien2 [om een ontkenning tegen te spreken]si3 [weliswaar] il est vrai que♦voorbeelden:1 dat is wel wenselijk • espérons-le!ik ben niet wel • je ne suis pas bienhet bevalt me hier wel • je me plais bien icimen moet hem wel bewonderen • on ne peut pas ne pas l'admirerhij durft wel • il ne manque pas de toupet‘hoe is het ermee?’ ‘het gaat wel’ • ‘comment ça va?’ ‘couci-couça’als ik het wel heb • si je ne me trompedat kan wel • cela se peuthij komt wel • il viendra, croyez-moiu kunt wel gaan • vous pouvez disposerje lijkt wel gek • tu n'es pas un peu fou, non?dat mag wel • c'est permishij voelt zich niet wel • il ne se sent pas bienweet je wel wie je voor je hebt? • savez-vous à qui vous parlez?ik wil best wel • je ne dis pas nonhij zal nu wel vertrokken zijn • il doit être parti maintenantzeg dat wel! • à qui le dis-tu!je zult wel denken … • tu dois te demander ce que cela signifie …wel degelijk • absolumenthij is wel eens ziek • il lui arrive d'être maladeik zou u wel eens op mijn plaats willen zien • je voudrais vous y voirwel nee! • mais non!dat zullen wij nog wel eens zien • c'est ce qu'on verramet mijn jas kom ik de winter nog wel door • mon manteau fera encore l'hiverwel te rusten! • bonne nuit!wel zeker! • que si!ik hoop van wel • j'espère (bien)niet(es)! wél(les) • non! si!het kan er wel mee door • ça peut allerdat zal wel niet • sans doute que nonze zal wel ziek zijn • elle est sans doute maladehij redt zich wel • il s'en sortira (bien)het gaat wel weer over • ça passerawij vermaken ons wel hoor! • on s'amuse, ne vous en faites pas!ik heb hem wel drie jaar niet gezien • ça fait bien trois ans que je ne l'ai (pas) vuwat moet dat wel niet kosten • ça ne doit pas être pour rien3 hij is wel rijk, maar niet gelukkig • s'il est riche, il n'en est pas heureux pour autantJaap heeft het wel gezegd, maar … • il est vrai que Jacques l'a dit, mais …dát wel • ça oui¶ dat was me het dagje wel! • quelle journée!dat dacht ik wel • je m'en doutaisnee, wat denk je wel! • non, mais des fois!die minuut leek wel een uur • cette minute a duré une heurewat een rotweer, we treffen het wel • quel sale temps, on n'a pas de veine!dat wist ik wel • je le savais (bien)zie je nu wel • (tu vois,)je te l'avais bien ditdat komt wel eens voor • ça arrive parfoisheb je wel eens Japans gegeten? • est-ce que tu as déjà mangé japonais?zo is het wel genoeg • en voilà assezdank u wel • merci (bien)————————wel21 eh (bien)!♦voorbeelden:1 wel allemachtig! • (sacré) nom d'une pipe!wel? wat zeg je daarvan? • eh bien, qu'en dis-tu?wel, wel! • tiens, tiens!wel nee! • mais non!
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Trop c'est assez — est un film documentaire québécois réalisé par Richard Brouillette, sorti en 1995, qui s est mérité en 1996 le prix M. Joan Chalmers du meilleur documentaire canadien. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique … Wikipédia en Français
assez — [ ase ] adv. • XVe; « beaucoup » fin XIe; lat. pop. °adsatis, de satis « assez » I ♦ En suffisance. ⇒ suffisamment. Juste assez. Pas assez : trop peu. Plus qu assez : trop. 1 ♦ Avec un adj. qu il précède « Le … Encyclopédie Universelle
assez — Assez, Sat, Satis. C est assez, Il suffit, Satis est. C est assez baisé, Sat est osculi. Veoir assez cler, Satis oculis perspicere. C est assez commandé, nous en soignerons, Nos curabimus, satis praeceptum. C est assez dit maintenant, etc. Sed ne … Thresor de la langue françoyse
assez — ASSEZ. adv. Suffisamment, autant qu il faut. Assez bon. Assez grand. Assez long. Il n a pas assez de vivres pour un on. Assez d argent. Assez d amis. Assez [b]f♛/b] et plus qu il ne faut. Assez bien. Assez mal. Il est assez fort pour vous tenir… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
assez — ASSEZ. adv. Suffisamment, autant qu il faut. Assez bon. assez grand. assez long. il n a pas assez de vivres pour un an. assez d argent. assez d amis. assez & plus qu il ne faut. assez bien. assez mal. il est assez fort pour vous tenir teste. il a … Dictionnaire de l'Académie française
assez — (a sé ; le z se lie ; j ai assez attendu, dites : a sé z attendu. Chifflet, (Gramm. p. 219, dit : En ce mot plusieurs ne prononcent pas le z devant les voyelles : j ai assez attendu, ils prononcent : j ai assé attendu. Cela arrive encore souvent… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ASSEZ — adv. Suffisamment, autant qu il faut. Assez bon. Assez grand. Assez long. Il n a pas assez de vivres pour un mois. Assez d argent. Assez d amis. Assez et plus qu il ne faut. Il est assez fort pour vous tenir tête. Il a assez de courage. Il fut… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
ASSEZ — adv. de quantité Suffisamment, autant qu’il faut. Assez bon. Assez grand. Assez long. Il n’a pas assez de vivres pour un mois. Assez d’argent. Assez d’amis. Assez et plus qu’il ne faut. Il est assez fort pour vous tenir tête. Il a assez de… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
assez — adv., suffisamment, suffisant ; bien, beaucoup, pas mal ; assez nombreux ; passablement ; volontiers, vraiment, bien ; je vous crois, je pense bien, je suis bien de votre avis ; cela suffit, c est bien soit ; arrête, arrêtez : PREU (Aix.017b,… … Dictionnaire Français-Savoyard
Est-timorais — Timor oriental Pour les articles homonymes, voir Timor (homonymie). República Democrática de Timor Leste (pt) … Wikipédia en Français
Est à laine Mérinos — Est à laine mérinos … Wikipédia en Français